Zwart-witte herinneringen liggen in mijn hand. De hoeken verfomfaaid, met een grote vouw in het midden. Het is alsof iemand niet wilde dat zij daar vastgelegd werden, zij aan zij. Toch staan zij daar. Hij, donker, sterk en als twee druppels lijkend op mijn vader. Aan zijn arm loopt een meisje in het wit. Een sluier hangt langs haar bruine krullen en ze lacht met dezelfde glimlach die ik herken wanneer ik in de spiegel kijk.
Ik staar naar de foto. Zij kijkt verlegen de camera in. Zijn hoofd is opzij gericht. Hij heeft alleen oog voor haar. Jaren later heeft ze de foto opgeborgen. Stof, gedwarreld op het echtpaar, vertelt me dat de herinneringen te pijnlijk waren. Te pijnlijk voor haar om naar te kijken.
Toch is er op dat vastgelegde moment geen spoortje verdriet te vinden. Alleen het verhaal van hem en haar. Voor mij één van de mooist vertelde verhalen.

Verlangen
Daar, zo’n paar honderd meter van haar slaapkamer, verborgen achter de dichtbegroeide wilgentakken, lag hij te slapen. Althans, dat probeerde hij. Kreten van verlangen schoten door zijn hoofd. Elke keer als hij zijn ogen sloot, zag hij haar gezicht. Vandaag hield hij in zijn gedachten. Roze lippen gaven hem een voorzichtig glimlachje. Hij schoof een loshangende lok achter haar oor en gebaarde haar op te staan. Hij voelde het wanneer hij haar hand pakte.
Twee verbaasde ogen staarden hem aan. Zij voelde het ook. Zijn glimlach werd nog breder. Gemoedelijk scheen de zon hen tegemoet en ze renden door het veld, tot hun voeten hun niet meer dragen konden.
Het voelde alsof ze zweefde op een wolk. Was het echt gisteren dat ze elkaar voor het laatst gezien hadden? Ze wandelde door het grote veld achter het huis, ook al had haar vader haar verboden daar heen te gaan. Haar familie wist maar al te goed wat er speelde.

De man van hout
‘Jullie mogen elkaar niet meer zien.’ Zijn ogen stonden strak gericht op die van haar. Ze staarde naar haar bord, alsof deze net tegen haar gesproken had. Ze leek niks op haar vader. Hij, een man van weinig woorden, was onbeweeglijk als een eik. Met zijn voeten als wortels in de grond had hij een trots die bijna net zo groot was als zijn afkomst. Tenminste, dat deed hij iedereen graag geloven. En als dochter van een familie die al eeuwen op een landgoed woonde, kon ze natuurlijk niet anders dan wachten op een man wiens afkomst niet onderdeed voor de hare.
Van haar eigen verlangens wilde hij niks weten. De zoon van een jachtopziener! Hoe haalde ze het in haar hoofd? Was ze maar meer zoals haar zussen geweest, keurige meisjes die het nooit in hun hoofd zouden halen hun eigen vader zo teleur te stellen. Hoe hard ze ook smeekte, huilde en bad, de man van hout gaf niet toe.
‘We zouden het gewoon kunnen doen. Laten we gaan. Samen.’ Die zin maakte dat ze alles vergat behalve hem. Waar ze nachten had lopen piekeren, liet hij het nu zo makkelijk lijken. Ze liet zich niet langer duwen door haar angsten. Ze liet zich leiden door haar hart naar hem.

Fonkelen
Nog steeds staar ik naar het zwart-witte koppel. Ik voel een hand op mijn schouder. Gehavend zoals de foto, maar nog steeds zacht zoals ik deze altijd gekend heb. ‘U was prachtig, oma.’ weet ik nog net uit te brengen. ‘En opa ook.’
De woorden vormen een prop in haar keel. ‘Het is onmogelijk iemand te vergeten die je zoveel gaf om te herinneren.’ Haar ogen fonkelen.
We herinneren ons niet de dagen, we herinneren ons de momenten. Ik mag later alleen maar hopen net zo gelukkig te worden als zij waren. Romantisch is niet het verhaal van Romeo en Julia die in elkaars armen stierven. Romantisch is het verhaal van opa en oma die in elkaars armen oud werden.
Door een laag dwarrelend stof omhuld, de zwart-witte herinneringen bewaar ik nog steeds in mijn hand.