Valentijn Umbra schaamde zich niet voor zijn ambitieuze levensstijl. Een politicus zoals hij moest persoonlijke ambitie hebben. Ja, hij was wel eens over figuurlijke lijken gegaan, en natuurlijk, een leugentje om bestwil van de carrière – hij kende geen collega die het niet deed. Het hogere doel was het hoogste doel, nevenschade was bijzaak.
Niet in zijn presentatie. Valentijns presentatie was feilloos, gracieus, smetteloos. Hij was jong, 34 pas, energiek en fit, voor de buitenwereld gelukkig getrouwd, kleedde zich in de beste maatpakken en bespaarde geen stuiver op zijn stropdassen.
Valentijn wist dat het geheim van politiek succes in meer zat dan presentatie, een bijna Amerikaans geënsceneerd gezinsleven en het nodige ellebogenwerk. Woordkeuze. Duidelijk, helder, opwindend en herkenbaar. Valentijn bediende zich bekwaam van klinkende oneliners en de hipste clichés.
Hij benadrukte met verve het woord ‘echt’, wat inmiddels iedere professionele politicus zichzelf had aangeleerd. Bij onvoldoende dossierkennis was ‘de vinger aan de pols houden’ een vakkundig bepaalde uiting, maar Valentijns grote liefde was ‘Over de schaduw heen stappen’.
Eén keer had hij zich laten verleiden om met gematigd enthousiasme mensen te vragen over hun eigen schaduw heen te stappen, nog niet zo lang geleden toen het bejaardentehuis ‘Gelukkigerdag’ moest wijken voor zijn kroonjuweel: een ultramodern appartementencomplex, getekend door een prestigieuze architect, gebouwd voor mensen als Valentijn. Ambitieuze succeszoekers, carrièremakers, voor Valentijn kortweg rolmodellen.
Het was dat ene smetje dat Valentijn al dagen uit zijn slaap hield, dat ene kleine vervelende incident. De handgeschreven brief, kort en bondig verwoord, maar totale waanzin. ‘Als u echt over uw schaduw wilt stappen, u hoeft het maar te zeggen. De Dorpsheks.’
Dat was het, geen naam, adres of telefoonnummer. Alleen maar ‘U hoeft het maar te zeggen. De Dorpsheks’. Valentijn had het afgedaan als verwarde nonsens van wellicht een boze bewoonster van Gelukkigerdag. Een dorpsheks, belachelijk.
Maar het knaagde aan hem. Het was alsof de brief een vreemde aantrekkingskracht had. Het geurde naar macht! Aanlokkelijk. De woorden beheersten zijn gedachten.
Zojuist bij de raadsvergadering opnieuw. Het was alsof de raadsleden wisten van de brief, ze spraken er zelfs over. Dat kon natuurlijk niet, maar hun woorden! Had zelfs de burgemeester, een toch zeer nuchter en respectabel man, niet gezegd: ‘Stap wethouder. Over uw schaduw. Toe dan.’
‘Wat zei u?’ vroeg Valentijn geschrokken.
De burgemeester schudde verbaasd zijn hoofd.
‘Niets Valentijn. Ik zei niets.’
Valentijn ijsbeerde nu in zijn gerieflijke, luxueus ingerichte studeerkamer. De brief lag midden op zijn zware, eiken bureau. Af en toe wierp Valentijn er een blik op.
‘Goed dan!’ riep hij geërgerd uit.
Valentijn zette zijn handen op het bureau, boog over de brief en haalde diep adem.
‘Ik wil over mijn schaduw heen stappen!’
Even gebeurde er niets. Valentijn deed een stap naar achter en keek achterdochtig naar de brief. Wat hij vanuit zijn ooghoeken zag, ging zijn verstand te boven. Of hij nu naar voren of achteren bewoog, zijn schaduw lag roerloos op de grond. Valentijn knipperde met zijn ogen, maar besefte opeens de onwaarschijnlijke waarheid in de brief. Hij kon letterlijk over zijn schaduw heen stappen!
Hij twijfelde niet en met een flinke pas stapte hij over zijn schaduw.
Het was alsof er een handvol van het fijnste zand in zijn ogen werd gesmeten. Het schuurde, knarste en schraapte over zijn hoornvlies. Valentijn schreeuwde het uit van de pijn, greep naar zijn gezicht, wreef ruw in zijn ogen wat de pijn verergerde en na enkele seconden ging het licht geheel uit. Alles werd pikzwart, op een dunne strook vaal licht aan de randen van zijn zichtveld na.
‘Wat is dit?’ schreeuwde Valentijn in paniek. Hij bewoog wild zijn hoofd.
‘Weet u wat de eigenschappen zijn van de schaduw?’ vroeg een krakende vrouwenstem plotseling.
‘Wie bent u?’ riep Valentijn.
‘De buitenste rand van de schaduw heet de halfschaduw. Een klein deel van de lichtbron kan hiertoe doordringen.’
Valentijns paniek nam toe.
‘Wie bent u?! Wat wilt u?!’
Een sloot van tranen verhielp de kwaal niet.
‘Het midden van de schaduw heet de kernschaduw. Er is geen licht ter wereld dat tot dit gebied kan doordringen.’
‘Wat gebeurt er met me?!’
‘U bent over uw schaduw heen gestapt, wethouder Umbra. Zoals u wilde.’
‘IK BEN BLIND!’
‘U bent niet blind. De belangrijkste eigenschap van de schaduw, wethouder, is dat het verschijnt aan de andere kant van waar een lichtbron een object beschijnt. Uw schaduw blokkeert nu het licht. Proficiat.’
Na deze korte felicitatie verdween de stem van de dorpsheks uit Valentijns leven. En met haar, het licht.