‘Prima hotel, goed gerund. Maar vergeet niet je kinderen meer aandacht te geven.’
François staat stokstijf stil voor het walnoothouten dressoir – een authentieke Louis Philippe had de vorige eigenaar hem verzekerd, een dressoir ‘met een ziel’. Hij kijkt ongeveer één keer per week in het boek, soms minder. De meeste boodschappen zijn oppervlakkige, alledaagse complimenten, zelden schrijven de gasten iets wat hij niet al eerder heeft gelezen.
En nu dit.
Hij voelt zich betrapt. Net als elke vader twijfelt hij of hij wel genoeg doet voor zijn kinderen, net als elke vader voelt hij zich daar schuldig over. Maar hij is ook ontzettend druk, de overname vraagt veel van hem, zijn Frans is nog altijd niet vloeiend, de cultuurverschillen met Nederland zijn groter dan verwacht. Hij doet zijn best, echt waar, maar inderdaad, misschien hebben zijn kinderen meer van hem nodig.
Hij bekijkt de woorden nogmaals. Ze zijn geschreven in een zwierig, ouderwets handschrift, een stijl die hij niet herkent. Geen datum, geen naam. Hij slaat de bladzijde om, legt het boek terug op het dressoir en kijkt om zich heen in de schemerige entreehal. Niemand heeft hem gezien, ook niet vanuit de lobby, achter de deuren van groen getint glas. Het is stil in La Corniche. De gasten genieten van hun rust.
Een week gaat voorbij, François vergeet het voorval, zijn ex-vrouw en hij werken hard, het is hoogseizoen in de Vendée. Een half jaar geleden is ze naar Luçon verhuisd, zeventien kilometer verderop, maar het hotel is nog steeds hun gezamenlijke eigendom en als ondernemers kunnen ze wél door één deur.
Dan, op een broeierige zondagavond waarop de cigales zich en masse laten horen, ontdekt François een nieuwe boodschap.
‘Zelfkennis is het begin van alle wijsheid.’
Dit keer zijn de woorden niet met de hand geschreven, maar getypt op een klein stukje papier, vastgeplakt met bijenwas. Het lettertype is hoekig en robuust, een font dat hij nooit eerder heeft gezien.
Hij bladert verder, vindt nóg een briefje.
‘Alleen wie durft te luisteren, zal echt iets horen.’
De cigales staken hun getjilp, om François de kans te geven te horen wat hij moet horen. Hij veegt een druppel zweet van zijn voorhoofd, pulkt de briefjes uit het boek. Het ziet er niet fraai uit, die open witte plekken, maar toch is het beter zo. Deze woorden zijn niet voor iedereen.
Een week later vindt hij een nieuwe boodschap.
‘Het grote probleem met communicatie is dat we niet weten of die heeft plaatsgevonden.’
François staart naar de woorden, zijn hartslag versnelt. Net als de vorige keer zijn de letters getypt, maar nu in het boek zelf, in plaats van op een los briefje.
Vier dagen later, weer een boodschap.
‘Alleen wie anderen niet veroordeelt, kan liefde voelen voor zichzelf.’
Een dag later weer een.
‘Jezelf vergeven is het grootste cadeau dat je jezelf kunt schenken.’
François kijkt nu dagelijks in het boek, hij moet zich bedwingen om niet nog vaker te kijken. De boodschappen brengen hem van zijn stuk, maar stellen hem op een eigenaardige manier ook gerust. Het is net alsof iemand hem heel goed kent, iemand die het goed met hem voorheeft.
‘De enige ware mens is een twijfelende mens,’ leest hij twee dagen later.
‘Zwakte tonen is niet zwak,’ een week daarop.
Hij verdenkt zijn ex en toont haar de teksten. Ze proest het uit, met haar hand voor haar mond. ‘Alsof ik daar energie in zou willen steken, jou op die manier iets duidelijk maken.’
Hij vraagt hun kinderen of ze er iets vanaf weten, maar die kijken hem met grote ogen aan. Het personeel dan? Hij zou niet weten wie… of waarom. Het kan niet anders dan een gast zijn, besluit hij, iemand die er lol in ziet om af en toe de hal in te glippen als hij niet in de buurt is.
Hij verplaatst het boek naar de lobby, zodat hij het beter in de gaten kan houden. Meerdere keren per dag checkt hij het op nieuwe boodschappen. Maar de stroom droogt op. François vraagt zich af wie hem al die tijd voor de gek heeft gehouden… maar wordt dan weer opgeslokt door zijn vele taken. Een week gaat voorbij, een maand, het seizoen. Vaste gasten nemen afscheid, en één van hen vraagt naar het gastenboek. ‘Dat lag daar altijd zo prachtig, op dat oude dressoir. Zo heerlijk in de luwte.’
Zijn ex-vrouw kijkt hem aan met een blik van ‘zie je wel’. Het was haar idee geweest om het boek verdekt op te stellen, volgens haar zouden de gasten zich dan vrijer voelen om écht op te schrijven wat ze willen delen. François glimlacht beleefd, pakt het boek en loopt ermee naar het dressoir. Daar aangekomen ziet hij dat één van de schuiflaatjes is opengeschoven. Hij schuift het dicht en legt het boek terug op zijn plaats. Diezelfde avond vindt hij een nieuwe boodschap, geschreven met een ganzenveer.
‘Niet alleen ménsen hebben een ziel, François.’
Hij schrikt en doet een stap terug. De walnoothouten panelen van het dressoir glanzen in de fluwelen avondzon. Net alsof ze blozen.